Irene en Maarten 

In 2017 is Irene erg zoekende naar de wijze waarop ze de verjaardag van haar zoon Lieve kan vormgeven. Hoe doet ze dit nu, anno 2020?

‘In januari was het tien jaar zonder jou. En binnenkort, in juni, zou je tien jaar worden. Als je wel bij ons was gebleven. Hoe was je dan geweest? Had je krullen in je blonde haren en zou je graag buiten spelen met een skateboard of je fiets? Zou je streken uithalen zoals fikkie stoken, stiekem met je grote broer?

Ik zal nooit weten wat zou zijn geweest. Wat ik wel weet, is hoe het nu is. Ik weet dat ik dankbaar ben voor jou, voor de wijze lessen die je mij hebt geleerd. Ik ben zelfs dankbaar voor de pijn die ik moest ervaren, want die kwam voort uit mijn oneindige liefde voor jou. Liefde die voor altijd blijft.

21 januari. Je tiende jaardag was een mijlpaal die we nooit vergeten. Een gelegenheid die we ook anders wilden vieren dan anders. Normaal bak ik voor je jaardag een wolkentaart en we krijgen wat bezoek. Als het mooi weer is gaan we wandelen, lekker de natuur in. Bij slecht weer baal ik en hang wat chagrijnig rond in huis, boos dat ik niets kan doen om jou op te zoeken buiten. Buiten is waar ik mijn band met jou het beste voel, omdat jouw energie in alle mooie dingen zit. En jij bent ook in licht, dus ik brand kaarsjes om mijn hart te verlichten en je dicht bij mij te voelen.

Op je tiende jaardag wilde ik écht de natuur in, met mijn gezin. Een blokhut met een houtkachel, midden in het bos. Voor twee nachtjes maar, in een januari die lang niet zo koud voelde als andere jaren. Een week zonnetje verwarmde de dag en maakte ruimte om te wandelen langs de beek. ’s Avonds brandde de houtkachel.

We deden waar we zin in hadden. We aten échte Belgische friet, in een snackbar met een Amerikaans thema. En we bewonderden de kliffen die hoog boven de bossen in de Ardennen uitstaken, de woeste rivier die koude wind meenam langs onze gezichten.

We hadden er lol in om in het park rond te wandelen bij alles dat vergane glorie was: een aftands zwembad, nu vijver; een speeltuin waar alleen de vogels en het onkruid nog speelden. We liepen over een brug met ijs, waar je over glijden en schaatsen kon. En we fantaseerden over het leven in een kasteel op een van die kliffen, waar we ooit misschien zouden wonen als we de loterij wonnen.

En weet je, bij al die dingen dacht ik: daar zou jij ook van genoten hebben. In gedachten zie ik je vragen of je nog wat hout op de kachel mag gooien. Ik zie je schaatsen over die brug en uitglijden. Met je kont vol ijs. Ik zie je boos worden op je zussen omdat ze je treiteren met hun gezang en gekke Tiktok dansjes. Ik zie je smullen van die veel te grote zak Belgische friet. Ik zie al die dingen… in gedachten. En in al die dingen zul je altijd meelopen aan mijn hand, onzichtbaar maar gekend’.